Dit artikel is auteursrechtelijk beschermd
Eeuwig leven en uitverkiezing
Vraag 36 uit "Vraaggesprekken rond het Evangelie" - door Watchman Nee
Hoe kunt u ‘noch uit de wil eens mans’ (Joh. 1:13) rijmen met ‘wie wil’ (Openb. 22:17), wanneer het om het verkrijgen van eeuwig leven gaat?
Antwoord:
Op deze
eeuwenoude vraag geven theologen vaak tegengestelde antwoorden. Sommigen
zeggen dat ons behoud enkel en alleen een kwestie van de wil van de mens
is, terwijl anderen menen dat ons behoud geheel en al van Gods wil
afhangt. Wij moeten echter beseffen dat Gods waarheid vaak twee kanten
heeft. Als we niet voorzichtig zijn, kunnen we gemakkelijk uit balans
raken. Mensen hebben meestal de neiging om tot in het extreme door te
schieten.
Is behoud
alleen een kwestie van de wil van de mens of van Gods wil? Nee, de wil
van beiden speelt een rol. Als God niet had willen redden dan zou
niemand gered kunnen worden. Maar tegelijkertijd heeft Gods wil geen
enkele invloed als de mens zelf niet wil. God wil, maar de mens moet ook
willen. ‘Hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen,’ zei de
Here Jezus, ‘gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels, en gij
hebt niet gewild’ (Luc. 13:34). Hier zien we de twee kanten van Gods
waarheid. Beiden moeten willen; wanneer er maar één partij is die wil,
dan werkt het niet. Als wij de waarheid willen weten dan moeten wij ons
niet alleen op één aspect van de waarheid richten. Toen de duivel de
Here Jezus aan het verleiden was zei hij tegen Hem: ‘Er staat immers
geschreven;’ maar de Here Jezus antwoordde met: ‘Er staat ook
geschreven’ (Matt. 4:6-7). Het ‘er staat immers geschreven’ is
zeker waar, maar aan het ‘er staat ook geschreven’ moet men
ook aandacht schenken.’ Het is niet voldoende om slechts één of
enkele verzen te gebruiken om daarmee één kant van de waarheid
proberen te bewijzen, want er kunnen nog veel meer verzen zijn die de
andere kant van de waarheid belichten. Het is bijvoorbeeld zo dat als
een christen na zijn redding door blijft gaan met zondigen zonder enige
vorm van berouw of bekering te vertonen, hij zeker bestraft zal
worden. Hoewel hij niet bestraft wordt met de tweede dood zelf,
zal hij weldegelijk, zoals de Schrift zegt, ‘schade lijden van
de tweede dood’ (Openb.2:11). Wij moeten weten dat dit ook waarheid
is.
Mensen
zullen vragen waarom de Bijbel aan de ene kant zegt, ‘en wie wil, neme
het water des levens om niet,’ en ‘opdat een ieder, die in Hem
gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe,’ terwijl hij aan
de andere kant zegt dat iemands behoud door God is voorbestemd. Iemand
heeft deze vraag goed beantwoord. Het antwoord van die persoon luidt
ongeveer als volgt: Aan de buitenkant van de deur in de hemel staan de
woorden ‘wie wil, die kome’ (Openb. 22:17), en dus mag iedereen die
dat wil naar binnen gaan. Maar wanneer men dan na binnenkomst zich
omdraait ziet men aan de binnenkant boven de deur de volgende woorden
staan: ‘Uitverkoren voor de grondlegging der wereld’ (Ef. 1:4). Dat
antwoord laat de twee kanten van Gods waarheid zien. En dit wordt ook
nog eens in onze eigen ervaring bevestigd. Op het moment van tot geloof
komen is geloof al wat nodig is. Maar nadat iemand tot geloof gekomen is
gaat hij zich afvragen waarom hij gered is terwijl zovele anderen
die het veel beter doen in het leven niet gered zijn. Hij erkent dan
vervolgens dat hij het niet weet en het niet verklaren kan. Hij kan
alleen maar zeggen dat zijn redding door God was voorbestemd.
Een ieder
die gelooft zal gered worden. Dat is het woord voor ongelovigen.
Maar Gods verkiezing - Gods voorbestemming - is het woord voor gelovigen.
Het is onverstandig, ja helemaal verkeerd, als het woord voor gelovigen
tot ongelovigen gesproken wordt. Houd in gedachten dat de Here tegen de discipelen
sprak toen Hij zei: ‘Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u
uitgekozen’ (Joh. 15:16). Deze woorden moeten dus niet tot ongelovigen
gesproken worden.
Een
theologiestudent ging eens naar een dienstknecht van God en vroeg: ‘Ik
lees in de Bijbel dat het behoud van de mens is voorbestemd door God.
Maar als ik aan het prediken ben, en ik kijk naar iemands gezicht, dan
concludeer ik dat God hem niet heeft voorbestemd om behouden te
worden. Wat gebeurt er dan als ik er bij hem op aandring zich te laten
behouden?’ De dienstknecht van God gaf een wijs antwoord: ‘Verkondig
jij het evangelie maar gewoon. En als je iemand ertoe kunt bewegen zich
te laten behouden, dan moet hij inderdaad door God voorbestemd zijn.’
Wij moeten
ons realiseren dat de reden waarom God gelovigen vertelt dat zij gered
zijn is omdat Hij dankbaarheid in hun hart wil opwekken. Dat zou door
een gelovige op de volgende manier kunnen worden weergegeven: ‘Velen
zijn nog niet gered; maar ik ben gered. Ik kan alleen maar concluderen
dat God mij uit tienduizenden anderen heeft uitgekozen. Halleluja! Ik
ben gered, niet omdat ik iets goeds gedaan heb maar omdat God het zo
wilde. Ik kan Hem alleen maar danken en prijzen!’
We kunnen
dus zeggen dat de woorden in Openbaring 22:17 tot ongelovigen gesproken
worden. Op deze wijze zal de waarheid in balans blijven.